Terug op mijn favoriete parking. Het zonnetje schijnt 🙂 En zo te zien ben ik niet de enige Belg 😉
De Belgische media is er ook!
Nog maar net binnen in het kamp en ik word al opgevorderd door de Britten om te helpen met een grote levering. Het valt me onmiddellijk op hoeveel rustiger het vandaag in het kamp is, in vergelijking met vorige vrijdag.
Deze keer ben ik met mijn perskaart en ID-card binnen geraakt zonder rugzak-controle. Er lijken minder vrijwilligers aanwezig te zijn, maar wel meer verschillende nationaliteiten: zowel Belgen, Britten, Fransen, Nederlanders en Duitsers tot nog toe gezien. Ook Dokters Van De Wereld en Artsen Zonder Grenzen zijn vandaag aanwezig.
Ik dacht niet dat het nog erger kon, maar helaas: het kamp is nog modderiger dan voorheen 🙁
Ik zak diep weg met mijn regenlaarzen. In het open veld naast het kamp zie ik een verdwaalde tent. “That tent, stupid” zegt een van de Koerdische vluchtelingen tegen me, “People smugglers hiding. There in bush.” Oo…ké, denk ik bij mezelf, good to know 😮
Urenlang help ik de Britse vrijwilligers met het uitdelen van voedsel. Een hele bestelwagen vol. Het is voortdurend opletten dat mensen niet gaan grabbelen, maar op een nette manier aanschuiven in de rij. Natuurlijk zijn er veel kinderen die ons voortdurend proberen wijs te maken dat ze nog niets hebben gekregen. Een meisje is even verderop haar gekregen voedingswaren aan het verstoppen en schuift daarna gewoon weer aan in de rij. Begrijpelijk natuurlijk, gezien de wanhoop die heerst om zo goed mogelijk te overleven.
Tijdens het helpen word ik apart geroepen door twee journalisten van RTBF-radio. Ja, dat zijn die mannen die ik al op de parking had gespot. Ze interviewen me kort over de situatie in het kamp. Ik probeer hun vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, wat niet eenvoudig is, gezien de juiste informatie krijgen voor iedereen een helse opdracht is.
De bestelwagen is nog steeds niet helemaal uitgeladen. Dus gaan we in het kamp op zoek naar mensen die voedsel nodig hebben, maar nog niet hadden gezien dat er een distributie aan de gang was. Ook best een behoorlijke opdracht als je de taal niet spreekt, door de modder moet ploeteren en veel mannen er voor mij bovendien allemaal hetzelfde uitzien (“Oja, jou had ik al gezien? Sorry!”).
De vrouwen zijn moeilijker te pakken te krijgen: vaak verschuilen ze zich in hun tent en ze zijn er ook niet happig op om de voedingswaren te komen halen, ook al hebben ze ze hard nodig. Er zit niets anders op dan ook wat pakketjes te gaan ronddragen. En dan word je natuurlijk heel erg moe, na zo’n geploeter in de modder met je handen vol.
Nadat de bestelwagen uiteindelijk leeg is geraakt neem ik een pauze bij Himdads tent. De zon schijnt nog steeds en de hete thee is welkom. Er is intussen een hechte vriendschap gegroeid tussen Himdad, Firsat en zijn vrouw en mij.
Firsat verontschuldigt zich elke keer weer dat hij me niets deftigs kan aanbieden en belooft me, dat als hij eindelijk in Engeland is, zijn vrouw voor mij een echte, Koerdische maaltijd gaat koken. Ik stel hem gerust dat ik zeker op zijn aanbod wil ingaan en dat het alleen nog maar een kwestie is van wanneer.
Ik kan de “thank you, Daisy”’s al niet meer tellen. Je weet niet hoeveel ik jou moet bedanken, gaat voortdurend door mijn hoofd heen. Ze hebben werkelijk mijn leven veranderd. Nooit nog ga ik terug naar mijn afgestompte leventje van voor de vluchtelingencrisis. Ze hebben me onbewust een prachtig geschenk gegeven. Maar het ontbreekt me aan woorden om goed te kunnen uitleggen wat ik bedoel. Het is oké, zie ik in Firsats blik. Hij verstaat immers nauwelijks Engels, maar is wel stevig aan het oefenen gegaan.
Opeens hoor ik een hoop gejuich. En het geluid van een zware vrachtwagen. Ik kijk over de tenten heen en zie een grote vrachtwagen boordevol brandhout de toegangsweg oprijden, gevolgd door een heleboel jongemannen die dansend en juichend op en neer springen. Dit is duidelijk het lichtpuntje van de dag: vanavond hebben ze alvast wat warmte. Even later zie je overal mensen uit tenten komen met de meest gekke spullen om hout in te kunnen dragen. Als dat maar goed gaat…
Net toen ik wou vertrekken kwam ik mensen tegen die in het kamp waren aangekomen op dat moment. Tent, slaapzakken en dekens halen, kledij vragen, kaarsen zoeken (nergens te vinden en de gas is ook op, net zoals de schoenen) en nu wachten op Hafsa, een Franse vrijwilligster die in de buurt woont, en die een kookvuur is gaan halen.
Zoveel te doen… Het voelt als dweilen met de kraan open. Maar ik ben er wel in geslaagd twee gasflesjes binnen te smokkelen 🙂
Hafsa laat zich niet meer zien. Ik vertel de nieuwe mensen waar ze terecht kunnen, indien Hafsa niet meer terugkomt. Het wordt intussen namelijk donker. Ik help nog even met het opruimen van wat afval, samen met Lisa, en het ophangen van nieuwe vuilniszakken. Doodop keer ik terug naar huis.
Geef een reactie