Daar gaan we weer…
De laatste keer dat ik nog voet zette in een vluchtelingenkamp in Duinkerke dateerde van net voor het oude modderkamp zou ontruimd worden en verhuizen naar dit nieuwe kamp dat “La Linière” noemt, oorspronkelijk gebouwd door Artsen Zonder Grenzen, in samenwerking met vrijwilligers en humanitaire organisaties en gerund door Utopia.
Het ergste leek voorbij te zijn. Geen 30 cm modder meer om doorheen te ploeteren. Geen koude, natte tentjes meer, die bij elke storm kapot waaiden. Enkel nog grote verwarmde tenten die je in UNHCR-waardige vluchtelingenkampen ziet en speciaal ontworpen houten shelters waaraan veel vrijwillige handen hebben meegewerkt en gebouwd.
We ontmoetten Stef voor de allereerste keer, ondanks dat we ruim 10 maanden Facebook-vrienden zijn en dezelfde vluchtelingen hebben ontmoet en geholpen in het oude kamp. Het winteruur maakte dat het toch niet zo heel erg vroeg was deze ochtend, toen we om 09u00 de parking van het magazijn in Oostkamp opreden. Daar ontmoetten we nog een aantal vrijwilligers, waaronder Veerle en Rushin, en alle auto’s werden volgepropt met hulpgoederen.
Kort daarna vertrokken we richting Duinkerke met een tussenstop op de parking langs de E40 in Mannekensvere. Die parking is ons wel bekend, want daar begon onze allereerste ervaring met vluchtelingenhulp via het initiatief Wij Gaan Naar Calais En Nemen Mee in september 2015, dat later uitgroeide tot verschillende vrijwilligers-organisaties en -groepen.
Een heel aantal vrijwilligers sloot zich bij ons aan. Ik wist niet dat er zoveel mensen werden verwacht. Het deed deugd te zien dat ruim 1 jaar nadat alles begon, er nog steeds mensen zich engageren om te helpen. Weliswaar was vandaag een vrije dag, dus dat kan er natuurlijk ook iets mee te maken hebben.
Na een koffie en een licht ontbijt vertrokken we in een soort van karavaan richting Franse grens. In Adinkerke was het contrast groot: wij in karavaan naar een armzalig kamp waar mensen wonen die nagenoeg niets hebben, intussen een hele file aan Plopsaland-toeristen voorbij rijdend. Auto’s vol kinderen stonden in beide richtingen aan te schuiven en creëerden gevaarlijke situaties op de E40.
In Gijvelde, net over de grens, moesten we alweer die belachelijke “loop” maken: snelweg af, het rondpunt over en terug snelweg op. Normaal is er in dit geval controle door de douane, maar die mannen waren er niet. Een 10-tal minuutjes verder namen we de afrit en kwamen we aan op de parking van Emmaüs, rechtover het kamp.
Dit was de eerste keer dat Kevin en ik het nieuwe kamp zouden gaan bezoeken. We hadden het kamp al op foto’s gezien en langs de snelweg zien liggen in het voorbij rijden wanneer we de Cap Gris Nez bezochten. Intussen was er een omheining naast de snelweg gebouwd om de veiligheid van zowel vluchtelingen als snelweg-gebruikers te garanderen.
Stef nam ons eerst mee voor een rondleiding in het kamp. Hij kent het kamp op z’n duimpje gezien hij er elke week minstens 1x komt voor bedeling van hulpgoederen en het koken van een verse maaltijd voor een deel van het kamp. Voor hem was het duidelijk: de voorbije weken heeft de gemeente inspanningen gedaan om heel wat hutten te laten verdwijnen.
Het viel inderdaad op dat tussen de shelter-rijen door hier en daar vlaktes waren ontstaan waar ooit hutten hadden gestaan. Op het einde van het kamp was een groot stuk grond ontruimd en reeds afgezet met een omheining. Niemand weet precies wat de bedoeling is, maar het kamp zou zeker nog open blijven tot maart 2017.
Winkeltjes, eetgelegenheden en de kapperszaak waren intussen afgebroken. Het kamp zag er best wat desolaat uit. Vele bewoners lagen nog te slapen, allicht na een zware nacht. Vrijwilligers hadden er een schooltje voorzien, er was een wasruimte, een ruimte waar gsm’s konden worden opgeladen, verschillende “community kitchens” met shops waar gratis voedingswaren werden verdeeld en ook een speelpleintje dat met donatie-geld was opgezet.
Nadat ik ook de sanitaire voorzieningen had uitgeprobeerd moet ik toch toegeven dat dit kamp een enorme verbetering is op het oude modderkamp in Grande-Synthe. Niettemin blijft het een schrijnende situatie, anno 2016 intussen, waarbij mensen in erbarmelijke omstandigheden moeten zien te overleven. Deze winter zouden enkel petroleumkacheltjes in een duffe, vochtige, houten hut hen moeten warm houden. En alhoewel je vooral jonge Koerdische mannen ziet in het kamp, zitten er ook heel veel vrouwen en kinderen.
Net zoals in het oude kamp is het lastig om te beoordelen wat de echte noden zijn van deze mensen. In het restaurant vooraan zou het niet ontbreken aan voedsel, maar de vraag is of iedereen dit voedsel ook effectief te eten krijgt. Onze hulpgoederen konden we vandaag niet distribueren in het kamp maar werden in 3 grote blauwe containers vooraan aan het kamp gepropt. Zo weten we ook niet waar en bij wie de goederen terecht zullen komen.
Je zou misschien denken: “ben je niet té wantrouwig?” Maar na wat ik heb gezien in de Jungle van Calais en het oude Duinkerke-kamp ben ik niet snel meer van iets verbaasd. Mensensmokkelaars hebben nog steeds – ook al zien wij, vrijwilligers, daar nauwelijks iets van – het meeste in handen.
CRS (oproerpolitie) doet nog steeds hun job als altijd: lekker lang tijd nemen om de identiteit van elke vrijwilliger te controleren en hier en daar wat intimidatie aan toe te voegen. Maar door de Franse taal te spreken en vriendelijk te blijven krijg je ook veel gedaan.
De security van het kamp is een ander paar mouwen: onderhandelingen gingen een pak moeizamer en uiteindelijk is hun wil wet. We zagen medewerkers van Salaam aanwezig, een van de weinige organisaties die steevast blijft doorgaan met hulp bieden terwijl de meeste andere organisaties al nergens meer te bekennen zijn.
In een van de “community kitchens”, waar Stef intussen kind aan huis is, ontmoetten we een dokter die onlangs zwaar gewond was geraakt. Hij was in een vrachtwagen geklommen, samen met een groepje andere vluchtelingen, maar omdat hij niet had betaald aan de smokkelaars werd hij midden op de snelweg uit de vrachtwagen gegooid. Hij liep een zware schedelbreuk op en lag een tijdlang in coma. Vrijwilligers hebben hemel en aarde moeten bewegen om hem te voorzien van de nodige zorgen.
Hij heeft geluk gehad: hij is nu aan de beterhand en terug in het kamp. Een hele vriendelijke, joviale man die trots de foto toonde van tijdens zijn proclamatie, toen hij zijn diploma als dokter-dermatoloog in ontvangst mocht nemen.
Toen Stef op zoek ging naar een gezin dat hij goed kende, kreeg hij van andere bewoners te horen dat ze de oversteek hadden gemaakt naar Engeland. Blijdschap, dat voel je duidelijk, omdat die mensen en hun kleine kinderen eindelijk weg zijn uit dit hellehol en nu hopelijk een veilige haven hebben gevonden, maar ook een dubbel gevoel, want wat ze doen is levensgevaarlijk en kinderen meegeven aan mensensmokkelaars geeft je een vieze smaak in de mond. Maar laten we bovenal hopen dat ze nu eindelijk alle ellende achter zich kunnen laten en een nieuw leven kunnen uitbouwen.
In de namiddag trokken we met Stef en Rushin naar de Auchan aan de overkant van de snelweg. Daar deden we inkopen zodat Stef en enkele andere vrijwilligers ‘s avonds een verse maaltijd kunnen bereiden voor een gedeelte van het kamp. Het zou een Syrisch-Koerdische maaltijd worden, gezien Rushin van Syrisch-Koerdische afkomst is en het leek Stef een leuk idee om eens iets anders te doen dan de gewoonlijke maaltijden. Na het winkelen namen wij afscheid van onze vrienden, omdat onze oude hond thuis op ons zat te wachten.
Naar dit kamp keren we zeker nog terug. Alle beetjes hulp zijn immers welkom. De winter staat voor de deur, dus de vraag naar warme kledij, dekens en voedsel blijft hoog.
Dankzij Stef en zijn bevriende vrijwilligers hebben alvast een hele hoop mensen het deze winter een beetje warmer, niet alleen door de hulpgoederen die ze elke week opnieuw blijven brengen, maar ook door de vriendschap, de oprechte mensenwarmte die ze delen als mensen onder elkaar, ongeacht religie, afkomst, ras of overtuiging.
Geef een reactie